Er is in heel Vlaanderen wellicht geen enkele streek, waar zoveel veranderd is op zo'n korte tijd. Van een landbouwstreek met oeroude tradities, prachtige en wijdse landschappen, stille dorpen naar havengebied met fabrieken, dokken, spoorwegen, snelwegen, lawaai en jachtig leven. Vier dorpen werden van de kaart geveegd: Oosterweel, Wilmarsdonk, Oorderen en Lillo. De polders van Merksem, Ekeren, Hoevenen, Stabroek, Berendrecht en Zandvliet werden industriegebied of woongebied voor de verdreven bewoners van de andere dorpen en voor de werknemers in de haven.
Toch is in deze streek nog een oeroude traditie bewaard gebleven: het gansrijden, dat ondanks alles blijft bestaan en populairder is dan ooit te voren.
Gansrijden is een folkloristisch volksspel waarbij een (dode) gans ondersteboven aan de galg wordt gehangen. De deelnemers rijden een voor een te paard onder de galg door en proberen de kop van de gans eraf te trekken. Diegene die de kop trekt, is de winnaar en wordt de koning genoemd.
Folkloristische spelen met de gans nemen in de volkskunde een ruime plaats in. Het hoofddoel van elk spel bestond steeds uit het scheiden of verwijderen van de kop van het ganzenlijf, terwijl dit aan een losse koord of aan een galg opgehangen was. Er bestonden verschillende manieren om het ganzenspel te houden: te voet, staande op een boerenwagen, zittend op een draaiend karrenwiel, al schaatsend op het ijs, te water staande in een bootje of al rijdend te paard.
Volgens een grondige studie door de gezaghebbende volkskundige Jozef Cornelissen zou het gansrijden zeer oud zijn en ongetwijfeld teruggaan tot de Germaanse periode. Vermoedelijk is het spel ontstaan uit een oeroud oogstdansfeest dat gepaard ging met het slachten van een dier als dankoffer voor een veilig geborgen oogst.
Het oudste concreet gegeven over het gansrijden is terug te vinden in middeleeuwse rechtspraak en verbodsbepalingen. Het betreft een verbod uit de 13e eeuw in de keuren van de stad Ieper.
Met de jaren wijzigde de manier waarop het spel uitgevoerd werd. Oorspronkelijk trachtte men de kop af te rukken van een levend opgehangen gans, waarvan de nek dikwijls ingesmeerd was met vet of olie. Gelukkig worden sinds de wet op de dierenbescherming van 1927 geen levende dieren meer gebruikt. Lokale politiereglementen verboden spelen met levende dieren al vanaf het midden van de 19e eeuw. De gans werd vanaf toen vooraf gedood met een juist geplaatste messteek. Tegenwoordig wordt een veearts gevraagd om het dier op een verantwoorde manier te doden.
Ekeren ligt op de drempel van Polder en Kempen. In 1983 werd een groot gedeelte van het zanderige Kempisch gedeelte overgeheveld naar Kapellen, zodat Ekeren sindsdien nog meer een polderdorp is. Maar door de oprukkende verstedelijking zou je kunnen vergeten dat Ekeren in essentie een polderdorp is. Enkele bewijzen hiervan zijn:
Het natuurgebied de Bospolder
Het Ekerse bier "Polderke" van Natuurpunt
Het Documentatiecentrum Antwerpse Noorderpolders
De polderbelasting die heel wat mensen van de Leugenberg en de Schriek nog steeds betalen aan de Polders van Muisbroek en Ettenhoven
De ruime aandacht in het weekblad De Polder, uitgegeven in Stabroek
Het toebehoren van Ekeren bij het verzameldomein van het Poldermuseum in Lillo (zie ook het Ekerse wapen aan de gevel van museumgebouw in de Tolhuisstraat)
De rol van Ekeren als toevluchtsoord van heel wat verdrevenen uit Oosterweel, Wilmarsdonk, Oorderen en Lillo
Wat was dan het enige dat Ekeren onderscheidde van de andere polderdorpen? Dat er geen gansrijden meer was! En daar wilden de oprichters van De Lustige Gans iets aan doen!
Ekeren was in vroegere tijden veel groter dan nu. Het omvatte naast het grondgebied van het huidige district Ekeren ook het grondgebied van wat nu de gemeenten Kapellen, Hoevenen (Stabroek) en Brasschaat zijn. Ook Rozemaai, Schoonbroek, een gedeelte van de Luchtbal, de Ekerse Putten en de Edisonwijk hoorden bij Ekeren. Een aantal van de historische vermeldingen in verband met gansrijden gaan dan ook over plaatsen die nu dan wel niet meer bij Ekeren horen.
In 1661 zou de gans (of de haan) gereden zijn in Kapellen, toen nog een gehucht van Ekeren. Op vastenavond van dat jaar, traditioneel de avond van het gansrijden, stalen enkele jongeren uit de kelder van de herberg waar ze aan het drinken waren, een stuk vlees. Op de vraag wat hij onder zijn jas had, antwoordde één van die jongeren dat het de haan is. Niet zomaar een haan, maar wel dé haan, zodat voor alle omstaanders duidelijk was wat hij bedoelde, namelijk de haan waarvan ze eerder op de avond de kop hebben afgerukt (Uit: Polderheem 2006/3).
Op 22 maart 1735 was er voor de Ekerse vierschaar een rechtzaak, aangespannen door de drossaard van Ekeren tegen drie Ekerse jongeren die op een "biddag" de gans hadden gereden. Ze hadden namelijk de gans gereden op 20 februari 1735, de zondag vóór Carnaval. De drie jongeren waren Peeter Verhoeven, Jan Hendrickx en een zoon van Martinus van den Eeden, pachter van de Stampehoeve in de huidige Pauwelsdreef in Hoevenen. De vroegere Ekerse heemkundige Hendrik Kanora heeft vooropgesteld dat dat gansrijden zich afspeelde in Ekeren-dorp, vermits de meier (veldwachter) die de drie betrapt had, de meier van Ekeren was. Nu wordt er in het archiefstuk ook vermeld dat ze behalve gans te rijden ook nog hadden zitten drinken in de herberg van Jacobus Jaspers, herbergier "op de hooght". Het toponiem De Hooght, soms ook Hoogerwerven, is echter niet gesitueerd in Ekeren zelf, maar in het toenmalige Ekerse gehucht het Witven, namelijk de hogergelegen zandrug die nu de Kerkstraat in Hoevenen is. Jacobus Jaspers was namelijk herbergier in het café De Kruipin.
In het boek "De diamanten gans van het Klonendorp, geschreven door Hugo Vermeiren naar aanleiding van de 75e verjaardag van de Ganzenrijders Hoevenen, staat een interessante collegebeslissing van het Ekerse gemeentebestuur afgebeeld. Op 8 februari 1820 vergaderde het college, samengesteld uit burgemeester Mertens, de schepenen Peeters, Hennen en Gerart, en de gemeentesecretaris Tillieux. Ze verleenden de toestemming aan Jan Schouvorst, herbergier in het Witven, en aan Jan van Schaluynen, herbergier in de Donk, om op dinsdag 15 febuari de gans te laten rijden en andere vermakelijkheden in te richten: "autorisation de laisser tirer l'oie et de donner des divertissements public le mardi quinze du courant".
In het hedendaags gemeentearchief van Ekeren, bewaard in het rijksarchief te Antwerpen, zit een brief van 13 februari 1822 van arrondissementscommissaris Meyers aan de Ekerse burgemeester J.J.G. Mertens. Daarin maant Meyers het gemeentebestuur aan om een toelating om de gans te trekken, verleend aan een groep jongeren uit het gehucht Brasschaat, in te trekken.
Er wordt wel eens gezegd dat pas in de jaren 1920 het door de wet op de dierenbescherming verboden werd om voor het gansrijden levende ganzen te gebruiken. In het Documentatiecentrum Antwerpse Noorderpolders te Ekeren vonden we echter een exemplaar van het politiereglement van de gemeente Ekeren van 1853, goedgekeurd op de gemeenteraad van 8 oktober van dat jaar: Artikel 19, Het doen vechten van honden, hanen en andere dieren in straten of plaetsen, waer het volk toegang heeft, zich mits te betalen, is strengelijk verboden, mitsgaders alle spel uitgeoeffend op levende dieren, waer door deze aen lijden of aen dood blootgesteld zijn (DAN A1566). Een dergelijke bepaling staat ook in het politiereglement van Lillo van datzelfde jaar (DAN 159) en waarschijnlijk ook in dat van Zandvliet (Uit: Polderheem 1967/4).
In 1936 schreef A. Huygen een boekje "Geschiedenis van Hoevenen" voor gebruik in de lessen "heimatkunde" in de school. In hoofdstuk 14 "Hoevenen leefde steeds met Ekeren mee" schrijft ze: De samenhang met Ekeren brak wel een weinig door de afscheiding van Hoevenen in 1866. Toen richtte Hoevenen zelf feesten in, bijvoorbeeld het gansrijden. Jammer genoeg vermeldde de auteur geen bron waarop ze die stelling baseerde. Maar wij interpreteren deze zin als volgt: als Hoevenen vanaf 1866 zijn eigen gansrijderswedstrijd hield, werd er vóór 1866 in Ekeren al aan gansrijden gedaan.
In het weekblad Polder en Kempen van 26 januari 1936 staat een stukje uit een lied van de Ekerse gansrijders van 50 jaar geleden, dus van omstreeks 1886. Het was genoteerd door Hendrik Van Bree, gemeenteraadslid te Brasschaat. Het is vandaag dat wij wederom de gans gaan rijden, Die ons gedenken doet aan oude tijden, Maar alles gaat maar voor een zwans, En rijden daarom weer de gans. Onze vaandlaar laat nu ook zijn vlag weer zwieren, 't Is de tijd van 't jaar voor de plezieren, hij gaat vooraf met zijne vaan, op deze aangename baan! Trompetter laat den hoorn maar klinken, Om 't bier dat wij te zaam gaan drinken, Want onzen koning die is goed, Zijn bier dat krijgen wij in overvloed, Onze dokter kloek zal zijnen lof verkonden, Want hij leest in 't boek, den dokter der gezonden, Hij kan genezen dat het niemand ziet, Maar in den donkeren ziet hij niet.
Het is best mogelijk dat de vereniging die omstreeks 1886 bestond, dezelfde is als de vereniging De Lustige Ganzenrijders, die we in 1900 aantroffen. De Gazet van Antwerpen van 11 maart 1900 schreef: Verleden zaterdag avond waren de leden der maatschappij De Lustige Ganzenrijders aan een lekkeren disch in het lokaal "De Gans" bij P. Lambrechts. Er werd hulde gebracht aan hunnen koning den heer Lambrechts, waarvan de heer dokter De Windt in eene weldoordachte rede, huld bracht aan het bestuur, de leden en de muzikanten, en de hoop uitdrukte toekomende jaar het getal leden verdubbeld te zien. Het feest eindigde geestdriftig onder het zingen van het Transvaals volkslied door A. De Windt. Zo kennen we alvast de familienaam van een van de koningen van De Lustige Vrienden: de heer Lambrechts, die de kop had getrokken op vastenavond 27 februari 1900.
Naar het jaar 1900 verwijst ook het programma van een toneelstuk van Kunst Na Arbeid op 26 november 1950. Die avond werd het spelersjubileum van Pol Dierckx gevierd: De feesteling van de avond, echt Ekers ras, debuteerde 50 jaar geleden, ter gelegenheid van een ganzenrijdersfeest. In het café Joosen op de Markt werd het toen vermaarde De Panlapper opgevoerd. Dat was dus in 1900. Het café Joosen noemde in 1900 eigenlijk café De Gulden Ton en was gevestigd in het huis Markt 17, nu de handelszaak De Keyser.
In 1905 organiseerde de gemeente Ekeren als hoofdplaats van het gelijknamige kanton, een stoet ter gelegenheid van de festiviteiten voor 75 jaar België. Een van de deelnemende groepen is de maatschappij De Lustige Vrienden gansrijders Eeckeren gevestigd in het lokaal bij Jaak De Winter (Hagelkruisstraat 23, voorzitter Jos Hermans, schrijver P. De Winter). Jaak De Winters café was Het Kraantje. Nu een woonhuis in het Klein Hagelkruis 43 (zie Contactblad Heemkring Ekeren 2006/3).
In 1908 doen de Ekerse gansrijders niet mee aan de stoet bij de inhaling van de provinciegouverneur graaf Baillet-Latour. Bestonden ze niet meer?
Het is pas in 1927 dat we, tot hiertoe, nog iets over het gansrijden vonden, en wel met een nieuwe vereniging. Een brief van 8 november 1927 aan het gemeentebestuur luidt aldus: Het bestuur der Gansrijdersmaatschappij "Houdt de moed er maar in", gevestigd bij den heer Van Bouwel, Hofstraat 21 Eeckeren, heeft de eer een openbaar Bal aan te vragen op zondag eerste Januari 1928. Dit bal zal gegeven worden in de zaal "Alcazar", Kloosterstraat 15. Wij durven hopen, mijnheeren, dat onze aanvraag wel zal ingewilligd worden. Het café in de Hofstraat 21 was den Boterham, later Veltwijcklaan 23, en ondertussen afgebroken om plaats te maken voor appartementen.
Bij de aanvraag zit behalve een ledenlijst (32 namen) ook het Reglement der Gansmaatschappij Houdt er de moed maar in. Bemerk de lichte variant in de zogezegde naam van de vereniging.
Het is ten strengste verboden de paarden te mishandelen.
Men is verplicht tijdens dat de gans gereden wordt allen op nummer te blijven en ook geene café's te bezoeken.
Eens de gans gereden en den koning uitgehaald, is men verplicht den zoo kortst mogelijken weg naar huis te nemen om alle ongelukken te vermijden!
De vergaderingen zullen plaats hebben elke eerste Donderdag der maand.
Het bestuur heeft het recht dengene te ontslagen welke zich niet gedragen volgens de voorschriften van 't reglement.
Het bedrag der boeten is vastgesteld van 0,50f. tot 5,00f.
Vermits een gedeelte van de opbrengst afgestaan moest worden aan de armenkas van de gemeente, maakte het bestuur der Gansrijdersmaatschappij op 7 januari 1928 de financiële resultaten van het bal bekend. Op 26 Januari schreef het gemeentebestuur aan het bestuur van de Ganzenrydersmaatschappy dat er een onjuist verslag was ingediend. Zonder dieper in te gaan op die zaak, willen we wel wijzen op de benaming van de vereniging. Het Houdt de moed er maar in wordt niet vermeld. Vermoedelijk was dat gewoon de leuze van de gansrijdersvereniging en waren het gewoon de Ganzenrijders van Ekeren.
Op 30 december 1928 organiseerde de Gansrijdersmaatschappij opnieuw een bal in zaal Alcazar in de Kloosterstraat.
In 1930 liepen de Ekerse gansrijders mee in de stoet ter gelegenheid van 100 jaar België. Hendrik Kanora schreef: Gans in het wit en op flinke paarden gezeten, reden ze aan het hoofd van de stoet (Documentatiecentrum, Fonds Hendrik Kanora nr. 60). Hier zit ook een afschrift van een brief van 8 december 1935 van Hendrik Kanora aan Clement de Bièvre, uitgever van het weekblad Polder en Kempen te Brasschaat: Tegenwoordig zien we nog hier en daar het gansrijden voortbestaan, bijvoorbeeld in onze naburige gemeenten Stabroek en Hoevenen, ook nog te Ekeren soms, waar de "gansrijders" nog op dinsdag van vastenavond, te paard en in witte feestkledeij en getooid met kleurige carnavalshoeden, zingend door het dorp trekken om daarna, zoo uitbundig mogelijk de gans (die tegenwoordig eerst wordt gedood) den kop uit te trekken. Deze brief van Hendrik Kanora was het recentste wat we over de gansrijders van Ekeren-centrum vonden. Want ondertussen was er ook in Hoogboom, tot 1983 een gehucht van Ekeren, een gansrijdersmaatschappij opgericht, in de schoot van de aloude Sint-Sebastiaansgilde.
Op 5 februari 1929 kreeg de gansrijdersmaatschappij van Hoogboom toelating om 16 februari een bal te organiseren in het lokaal bij F. Adriaenssens. Deze Ferdinand Adriaenssens was uitbater van het café De Kruishoeve op de Kapelsesteenweg in de Zilverenhoek. Hoogboom kwam vroeger tot aan de steenweg.
Op 30 januari 1934 besluit het Ekerse schepencollege: Aan het bestuur van de Gansryders te Hoogboom wordt toelating verleend de gans te rijden op zondag 11 februari 1934, om 1 1/2 ure namiddag onder de volgende voorwaarden:
1. Het is niet toegelaten voor het gansrijden met de gans de ronde der herbergen te doen en het dier onnoodig te doen lijden.
2. Voorafgaandelijk zal de gans gedood worden in tegenwoordigheid van den politieagent van Hoogboom.
De heer politiekommissaris zal mededeeling gegeven worden dezer toelating.
Ook in 1931, 1936 en 1937 kreeg de Sint-Sebastiaansgilde van Hoogboom de toelating om de gans te rijden. Na 1937 vonden we geen concrete informatie over gansrijden in Ekeren, zodat het gansrijden van De Lustige Gans op 25 februari 2007 het eerste gansrijden te paard in 70 jaar zal zijn.
In de jaren 1948-1950 wordt er nog wel een gansrijdersmaatschappij in De Koolpot op de Leugenberg vermeld. Bij de prijskampen van de Gildefeesten van de Ekerse Sint-Jorisgilde op 23 juli 1950 wonnen de Ganzenrijders Koolpot de tweede prijs in de categorie Schoonste groepen. Café De Koolpot ligt nog wel net op Ekers grondgebied, maar het is best mogelijk dat het gansrijden aan de overkant van de straat op Hoevens gebied doorging, en dat het vooral Hoevenaars waren die eraan deelnamen. Verder historisch onderzoek is hierover nog nodig.
Ekeren is van het traditionele spel van het onthoofden van een vogel natuurlijk niet helemaal vervreemd. In de periode 1946-1955 was er de zogenaamde Hanenploeg, met lokaal in Den Boterham, die in het Veltwijckpark hanenrijden per fiets organiseerde. Sinds 1979 wordt die traditie verdergezet door de carnavalsvereniging De Bierpruvers met het hanenrijden op het Kristus Koningplein.
Ekerenaars zijn ook na het verdwijnen van eigen maatschappijen blijven gansrijden. Pierre Vekens, keizer van 1960, was wel lid van de Wilmarsdonkse vereniging, maar hij woonde in Ekeren in de Akker. Ook zijn broer Frans Vekens en Fran¸ois Van Gastel uit het Klein Hagelkruis reden mee met de gansrijders van Wilmarsdonk, tot door de afbraak van het dorp ook de gansmaatschappij verdween.
Ook recenter en nu nog rijden er Ekerenaars mee met andere maatschappijen. We hebben weet van Ekerse deelnemers bij de Ganzenrijders van Hoevenen, vooral mannen van de Leugenberg, en bij De Ware Gans van Lillo. Maar vanaf 25 februari 2007 reden er weer 25 Ekerse ruiters in een eigen Ekerse vereniging, De Lustige Gans!
Een tekst van Wim D'hooge
Hugo Vermeiren, De diamanten gans van het klonendorp, Hoevenen, Koninklijke Gansrijdersmaatschappij Hoevenen, 2002.
Frans De Schutter, 50 jaar Verenigde Gansrijders van de Polder, Stabroek, Verenigde Gansrijders Antwerpse Polder, 1998.
Hendrik Kanora, De oorsprong van het gansrijden, zijn ouderdom en zijn beoefening in de polderdorpen, Polderheem, jrg. 11 (1976), nr. 1.
Ingrid Matthysen, Het gansrijden in de Antwerpse Polders (eindwerk), Berchem, Onze-Lieve-Vrouwinstituut, 1983.
Vertrouwenspersonen:
vertrouwenspersoon.ann@delustigegans.be
vertrouwenspersoon.simon@delustigegans.be
Vragen of opmerkingen over de website
© Copyright. All Rights Reserved.